2 Kings 1

In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses 1.Kong. 22:53-54.
Hij was echter een slechte koning, want hij trad in de voetsporen van zijn ouders en Jerobeam, die Israël hadden aangevoerd in het aanbidden van Baäl. Op die manier beledigde Achazja de Here, de God van Israël, en wekte hij zijn toorn op. 1 2

De ongehoorzaamheid van koning Achazja

3Na de dood van koning Achab verklaarde Moab zich onafhankelijk van Israël. 4Israëls nieuwe koning, Achazja, viel door een rooster in het bovenvertrek van zijn paleis in Samaria en raakte daarbij ernstig gewond. Hij stuurde boodschappers naar de tempel van de god Baäl-Zebub in Ekron om te vragen of hij weer beter zou worden. 5Maar de Engel van de Here zei tegen de profeet Elia: ‘Ga de boodschappers tegemoet en vraag hun: “Is er dan geen God in Israël dat u naar Baäl-Zebub, de god van Ekron, gaat om te vragen of de koning weer beter zal worden? 6Omdat koning Achazja dit heeft gedaan, zegt de Here dat hij niet meer van zijn ziekbed zal opstaan, hij zal sterven.” ’ Daarop vertrok Elia weer.

7Nadat Elia de boodschappers dit had verteld, gingen zij meteen terug naar de koning. ‘Waarom zijn jullie al weer zo snel terug?’ vroeg Achazja hun. 8‘Een man kwam ons tegemoet,’ vertelden zij, ‘en zei ons terug te gaan en tegen u te zeggen: “De Here wil weten waarom u vragen stelt aan Baäl-Zebub, de god van Ekron. Heeft Israël soms geen eigen God? Omdat u dit hebt gedaan, zult u uw ziekbed niet meer verlaten, u zult sterven.” ’ 9‘Wie was die man?’ wilde de koning weten. ‘Hoe zag hij eruit?’ 10‘Hij had een harige mantel aan,’ beschreven zij hem, ‘met een leren riem om.’ ‘Dat was de profeet Elia,’ zei de koning.

11Daarop stuurde hij een legerofficier met vijftig mannen eropuit om Elia gevangen te nemen. Zij vonden hem zittend op de top van een heuvel. De officier zei tegen hem: ‘Man van God, de koning heeft bevolen dat u met ons moet meekomen.’ 12Maar Elia antwoordde: ‘Als ik werkelijk een man van God ben, laat dan vuur uit de hemel komen om u en uw vijftig mannen te doden.’ Onmiddellijk schoot er vuur uit de hemel naar beneden dat hen allemaal doodde. 13De koning zond echter opnieuw een officier met vijftig mannen met de boodschap: ‘Man van God, de koning zegt dat u onmiddellijk bij hem moet komen.’ 14Elia antwoordde weer: ‘Als ik werkelijk een man van God ben, laat dan vuur uit de hemel komen om u en uw vijftig mannen te doden.’ Opnieuw sloeg het vuur van God toe en verbrandde de mannen. 15En nog een keer stuurde de koning vijftig mannen, maar nu viel de betreffende officier op zijn knieën voor Elia en smeekte: ‘Man van God, spaar alstublieft de levens van mij en mijn vijftig mannen. 16Want het vuur dat uit de hemel kwam, heeft de beide vorige officieren met hun mannen verteerd. Laat ons niet sterven zoals die anderen.’ 17De Engel van de Here zei tegen Elia: ‘Wees niet bang. Ga met hem mee.’ En zo ging Elia mee naar de koning.

18‘Waarom hebt u boodschappers naar Baäl-Zebub, de god van Ekron gestuurd om vragen te stellen over uw ziekte?’ vroeg Elia. ‘Heeft Israël soms geen God aan wie u dat kunt vragen? Omdat u dit hebt gedaan, zult u dit bed niet meer verlaten, u zult sterven.’
Copyright information for NldHTB